Kasteel Rhijnestein
In 1248 werd als
bezitter
van kasteel Rhijnestein vermeld ridder Steven van Wijk. Diens zoon
ridder Daem van Bloemenweerde vinden we vermeld in 1303. Gijsbert,
weer
een zoon van deze Daem, verkocht Rhijnestein in 1361.
De
nieuwe bewoner werd Gijsbert van Abcoude ten behoeve van Margaretha
van
Arckel, met de bepaling, dat bij haar dood deze 'leenwerve' aan
Johan
zou komen, de bastaardzoon van Johan van Arkel, Bisschop van
Utrecht.
Jan van Rhijnestein
betrekt het huis in 1368.
Hij was een bijzonder onrustig
heerschap
en raakte al gauw in moeilijkheden verwikkeld. Hij trok ten strijde
tegen Koning Karel van Frankrijk en nam in 1387 twee Franse
goudsmeden
gevangen die hij uit Henegouwen meesleepte naar Cothen. In 1395 trok
hij
als bondgenoot van Reinoud van Coevorden op tegen Bisschop Frederik
van
Blankenheim en weer een jaar later was hij in een oorlog verwikkeld
tegen Hendrik van Vianen en de Burggraaf van Utrecht. Jan plunderde
de
goederen van de burggraaf, maar werd toch naar zijn kasteel
teruggedreven. Het kasteel werd belegerd, het eindigde ermee dat Jan
zich moest overgeven. Toen werd het hele kasteel verwoest, op een
vierkante toren en een voorburcht na.
Het vernielde kasteel
werd nu een leen van Sweder van Vianen. Deze Sweder liet de toren
herstellen en nadat de vrede gesloten was droeg hij het weer over
aan de
erfgenamen van heer Jan. Weer volgen diverse heren als eigenaar
elkaar
op tot het in het midden van de 14e eeuw aan een Ridder van
Groenesteyn
kwam. Na jaren werd naast de vierkante toren een huis met trapgevels
gebouwd, dat weer in 1810 werd gesloopt. Het stalgebouw was begin
19e
eeuw woonhuis en de slotheer huisde in de voorburcht, in het
poortgebouw
dat er nu nog staat.
In 1873-74 werd een eenvoudig huis
aan
de oude toren gebouwd, in 1887 volgde een tweede toren, zodat het
geheel
weer symmetrisch werd. Alleen de oude toren met zijn meters dikke
muren
is dus nog origineel. Sinds 1827 bewoont de familie Van Beek Calkoen
het
kasteel.